Detail

HOEVE "DE HEIHOF"

.............nader bekeken.............

 

 

Het zuidelijke deel van de Heihof (=nr. 4) zag er in 1980 zo uit. Op deze twee foto's is heel "nr. 4" te zien, van links de lagere kleine open schuur (het schop) tot rechts de grote open schuur (het wagenschop).

<< dit is het dak van het wagenschop vv

Geheel rechts een niet ter zake doend hondenhok.

^^ Deze twee delen van Hoeve "De Heihof" liggen recht tegenover elkaar ^^

Samen vormen ze (met nog zo'n 3 hectare weiland) onze Hoeve De Heihof - zuid.

Deze foto laat de grote/hoge schuur zien met rechts het aangebouwde kleine schop. Deze hoge schuur uit 1743 (van verre goed herkenbaar door de 3 uilengaten) wordt vermeld op de tekening uit 1780 (zie pagina 'Hist.').

Op de plattegrond zien we links het schop (donkergroen) om, met de klok mee, achtereenvolgens tegen te komen:

 

1) Schop (donkergroen)

2) Schuur (lichtgroen)

3) Woning (donkerblauw)

4) Stal (lichtblauw)

5) Z.O.-stal (bruin)

6) Bakhuis (geel)

7) Wagenschop (roodachtig)

-------------------------------------------------------------------------------------------------------

Op deze pagina "Detail" bekijken we:

 

1) Details per onderdeel van hoeve "De Heihof" (zie plattegrond).

2) Een bouwgeschiedenis van inmiddels al 610 jaar (1406-2016).

3) Waardering (historisch, cultureel, architectonisch en bouwhistorisch).

4) Diverse foto's behorende bij 1).

-------------------------------------------------------------------------------------------------------

1) Details per onderdeel van hoeve "De Heihof"

 

Huisnummer 4 betreft het zuidelijke deel van de Heihof, dat bestaat uit 'n grote schuur aan

de zuidwestzijde, met aansluitend 'n langgerekte woon-stalvleugel in noordoostelijke richting.

Aan de zuidoostzijde van die vleugel is een haakse vleugel richting het zuiden. Vrijstaand, ten zuiden van de binnenplaats, zijn een voormalig bakhuis en een wagenschop.

 

De zuidelijke gevel van de hoge schuur heeft een hoge plint van mergelsteen en is daarboven opgetrokken in baksteen. De rechter helft is op een later tijdstip wit geschilderd. Op de hoeken zijn mergelstenen hoekkettingen. De gevel wordt afgesloten door 'n geprofileerde mergelstenen lijst, die aan de rechter zijde grotendeels vernieuwd is. Tegen het linker deel van de gevel is een schop gebouwd. In het rechter deel is een grote koetspoort met een gemetselde segmentboog. Deze correspondeert met een poort in de noordelijke gevel. Boven de boog zijn vier gesmede muurankers gebruikt, twee met gekrulde uiteinden en twee met rijk siersmeedwerk met krullen. Rechts van de poort zijn in twee bouwlagen twee vensters aangebracht met houten draairamen. Deze zijn onderdeel van de uitbreiding (1942) van het woongedeelte ín het oostelijke deel van het bouwvolume van de schuur.

De noordelijke gevel van de schuur is de eigenlijke voorgevel: deze ligt aan de voormalige binnenplaats van de oorspronkelijke hoeve. De poortopening is ooit dichtgemetseld. Deze gaf doorgang naar de schuur en de poort. Boven de sluitsteen is 'n jaarsteen met het jaartal ‘1743’ ingemetseld. Links van de poort is een 'modern' venster met houten raam (ca.1942).

 

De zijgevels zijn opgetrokken in rode baksteen, met mergelstenen hoekkettingen. De gevel- toppen hebben een afdekking van trapsgewijs geplaatste mergelstenen. Bij de aansluiting op de langgevels zijn schouderstukken met mergelstenen kraagstenen. In iedere top zijn 3 ronde uilengaten gemetseld.

Het zadeldak is gedekt (gesmoorde Hollandse pannen). Aan dakranden zijn zinken mastgoten bevestigd. Naast de oostelijke topgevel is een moderne, gemetselde schoorsteen (ca.1942).

De schuur was van binnen oorspronkelijk één ruimte, waarbij in de kap vermoedelijk enkele hooivloeren waren ingebouwd. Rond 1942 is de oostelijke travee bij het woonhuis getrokken en daarvoor intern afgescheiden met 'n muur van veldbrandstenen (BG) en mergelsteen, geplaatst onder het meest oostelijke kapspant. In deze inbouw zijn op begane grond en 1ste verdieping kamers ondergebracht, die verder besproken worden bij het woonhuis.

 

De draagconstructie van de schuur bestaat uit drie forse kapspanten. Ze zijn geplaatst op een

samengestelde trekbalk, die (bij de 2 westelijke spanten) ondersteund wordt door 'n bakstenen kolom onder de las. Bij het oostelijke spant is deze kolom verwijderd toen de wand eronder is geplaatst. De kapspanten zijn opgebouwd uit twee schaargebinten en een nokstijl gebint. De iets gebogen spantbenen zijn verstevigd met korbeels en voetschoren. Het houtwerk van het oostelijke spant is bovenin door brand zwart geblakerd. Veel gordingen zijn vernieuwd. En de weinige oudere fragmenten vertonen roetsporen van een brand (1942??). Enkel 't z.o.-dakvlak bevat nog oorspronkelijke daksporen van loofhout (mogelijk 'n verzameling van alle bruikbare daksporen ná de brand), rest is vernieuwd in gezaagd grenen. Op de dekbalken van de spanten zijn in de travee tussen de poorten rondhouten balken gelegd als hooivloer. Aan de westzijde was ooit ook een hooivloer, getuige de balkgaten in de kopgevel.

 

De zuidelijke gevel van de woon-stalvleugel is een langgerekte gevel, die zowel in bakste en als in mergelsteen is opgetrokken. Het grootste deel van 't muurwerk is vernieuwd na de brand van 1942, alleen ter hoogte van het stalgedeelte zijn nog wat oudere fragmenten van bakstenen muurwerk zichtbaar. De gehele gevel is helaas later wit geschilderd, waardoor kleurverschillen tussen de verschillende materialen nu niet meer zichtbaar zijn. Vormgeving van de gevel stamt van de herbouw na de brand. Het linker deel van de gevel, het woonhuis-gedeelte, is regelmatig van opzet en bestaat uit drie traveeën. Geheel links is de toegang met vrij recent vernieuwde voordeur met daarboven 'n rechthoekig venster met houten draairaam. Rechts ervan zijn twee traveeën met elk twee venters per bouwlaag. Op de begane grond zijn de ramen vernieuwd in kunststof, op de verdieping zijn nog de houten draairamen uit ca.1942 aanwezig. Alle vensters hebben platte hardstenen onderdorpels.

Het rechter geveldeel, van de stal, heeft een functionele indeling met op de begane grond vier

staldeuren en vijf rechthoekige vensters met stalen meerruits ramen. Op de verdieping zijn 2 hooiluiken. In het muurwerk is ter hoogte van de aansluiting op de zuidoostelijke stal een stuk ouder muurwerk bewaard gebleven, dat met een rafelige beëindiging doorloopt tot de oostelijke kopgevel. Hierin is zowel baksteen als mergel verwerkt. De mergel die aan de binnenzijde van de stal zichtbaar is, heeft een roze verkleuring, wat duidt op verhitting (brand).

De noordgevel van de woon-stalvleugel ligt aan de binnenplaats van de historische hoeve. Oorspronkelijk moet de vleugel aan die zijde gevelopeningen hebben gehad. Maar kort na de eigendomssplitsing en later de herbouw na de brand is de vleugel nu geheel op het zuiden gericht. De noordgevel is deels opgetrokken in baksteen (westelijke deel) en deels in (nieuwe) mergelsteen (oostelijke deel). De gevel heeft een vrijwel blind karakter, behalve een reeks lage vensters onder de dakrand van het woonhuis. Er is één dichtgemetselde doorgang naar de noordelijke binnenplaats, ter hoogte van de koeienstal.

De oostelijke kopgevel heeft een plint van baksteen, mogelijk hergebruikte oudere stenen. In

de plint zijn drie brede vensters met meerruits stalen ramen (ca.1942). De top is opgetrokken in (nieuwe) mergelsteen en heeft 'n grote laadopening, die voorzien is van 'n bakstenen omlijsting.

De woon-stalvleugel heeft een zadeldak, dat gedekt is met rode muldenpannen. In het midden van het woongedeelte is 'n gemetselde schoorsteen in de nok. Aan de dakschilden zijn zinken mastgoten bevestigd.

Het woonhuis is gedeeltelijk onderkelderd. De kelder ligt onder de huidige woonkamer, links van de keuken. De kelder heeft een rechthoekige plattegrond, haaks op de voorgevel, en heeft een tongewelf. De zijmuren en kopse gevels zijn van mergelsteen, het gewelf van baksteen. De huidige ingang lijkt ook de oorspronkelijke toegang te zijn geweest. Bij de zuidelijke gevel is 'n kelderlicht. Er zijn sporen van (20ste-eeuws) pekelbakken in de vloer. De kelder dateert uit de 18de eeuw (vermoedelijk).

De toegang van het woongedeelte bevindt zich links in de woon-stalvleugel en hierachter is een halletje met de trap naar de verdieping en daaronder toegang tot de kelder. Links van het halletje zijn twee en suite kamers (in schuurvolume), rechts van de gang is 'n diepe woonkamer. Aansluitend aan de woonkamer is een keukenruimte (achterzijde) en een kleine eetkamer aan de voorzijde. Hierna begint het stalgedeelte.

 

De draagconstructie (balklaag) boven de begane grond is niet in het zicht door de plafond- afwerkingen. Het is aannemelijk dat deze vernieuwd is na de brand in 1942.

 

Het woongedeelte is sinds de renovatie van 1942 nauwelijks gemoderniseerd, op een nieuw

keukenblok en een "douche" na. De hal heeft nog de afwerkingen uit 1942: gemarmerde gele vloertegeltjes met 'n plint van bruin gemarmerde tegels, lichtgele wandtegels met een bruine profiellijst en een houten trap met gestileerde trappaal in een late Art Decostijl. Ook de deuren naar de kelder en de kamers en suite zijn nog uit die bouwtijd. De deur naar de woonkamer is vernieuwd. De kamers en suite hebben ze er sobere wand-, vloer- en plafondafwerkingen, maar zijn wel voorzien van houten schuifdeuren met deurvensters in de tussenwand. De voorkamer heeft naast de schuifdeur een marmeren schouwmantel met een aansluiting voor 'n gashaard. De grote woonkamer heeft 'n sobere marmeren schouwmantel (slechts een blad op consoles), tegen een groot rookkanaal aan. In de kamer zijn onder het zeil ook nog de vloertegels uit 1942 aanwezig. De eetkamer heeft dezelfde lichtgele wandtegels als de hal, met geprofileerde zwarte bies aan de bovenzijde. Ook hier is 'n sobere schouw, met gemetselde mantel, met aansluiting voor een gaskachel. De huidige keuken(ruimte) heeft totaal geen historische afwerkingen. Het keukenblok is uit ca.1975.

 

De 1ste verdieping van het woongedeelte heeft 'n lange overloop, parallel aan de achtergevel van de woon-stalvleugel. Aan de voorzijde hiervan liggen drie slaapkamers. In het volume van de schuur zijn twee slaapkamers: één aan de voorzijde en één aan de achterzijde van de gang.

De draagconstructie boven de eerste verdieping gaat grotendeels schuil achter de vlakke

plafonds. In de gang zijn 2 omstucte moerbalken zichtbaar, die haaks op de lange gevels zijn gelegd.

De afwerkingen van de 1ste verdieping zijn sober. De kamers hebben paneeldeuren uit 1942, behalve de achterste slaapkamer in de schuur, waar 'n 18de-eeuwse eiken deur is hergebruikt. De voorkamer heeft 'n muurkast met 'n deur van kraaldelen, mogelijk hergebruikt. De trap, uit 1942, zet zich voort naar de zolderverdieping.

De zolderverdieping is middels dragende muren opgedeeld in 3 ruimtes. Via het trappenhuis bevindt zich de toegang aan de westzijde. De ruimtes zijn verbonden via de doorgangen in de binnendakse topgevels.

 

De dakconstructie is geheel vernieuwd in 1942. De constructie bestaat uit gezaagd grenen gordingen, die tussen de stenen gevels zijn opgelegd en de grenen daksporen dragen. Het dak

is voorzien pannen. In de meest oostelijke kapruimte is tegen de westelijke tussenmuur 'n fors gemetseld rookkanaal van baksteen, dat correspondeert met de schouwen van de woonkamer en eetkamer op de begane grond.

Op de begane grond bestaat het stalgedeelte uit twee ruimtes: een paardenstal aansluitend aan het woonhuis en 'n (koeien-)stal aan de oostzijde. In paardenstal is 'n kamertje ingebouwd, aansluitend aan de keuken, waarin een provisorische badkamer (douche) is ingericht.

De zoldervloer van de stal wordt gedragen door 'n betonnen balk ter hoogte van de paarden- stal en 'n ijzeren balk ter hoogte van de koeien-stal. Ze liggen parallel aan de voorgevel en zijn opgelegd in bakstenen binnenmuren tussen woongedeelte en stal en tussen de beide stallen. De ijzeren balk van de koeienstal is verstevigd met stalen kolommen die op de voederbakken steunen. Het plafond (= de zoldervloer) bestaat uit holle keramische stenen.

Beide stalruimten zijn functioneel ingericht. De paardenstal heeft drinkbakken in een halve carrévorm, opgebouwd uit baksteen en gecementeerd. Er is een bakstenen vloer met afvoer- gootjes. De koeienstal heeft een gecementeerde voertrog van zijgevel tot zijgevel, met in het midden een doorgang naar de smalle loopgang achter de voederbak. De vloer is van baksteen.

 

De kapverdieping is verdeeld in 2 ruimtes, net als op de begane grond. De ruimtes worden gescheiden door een binnendakse topgevel, gemetseld in (moderne) mergelsteen. In de gevel is een grote, rondboogvormige doorgang met een gemetselde, bakstenen omlijsting.

Het dak wordt gedragen door drie spanten en de binnendakse topgevel. De grenenhouten spanten bestaan uit gezaagde balken die een A-spant vormen. Ze zijn geplaatst op 'n trekbalk,

bestaande uit twee gezaagde grenen balken, die in de voor- en achtergevel zijn opgelegd. Een makelaar ondersteunt de nokgording. Het spant draagt de grenen dakgordingen, waarop de

daksporen zijn gelegd. De constructie dateert van de herbouw na de brand van 1942.

 

De z.o.-stal is opgetrokken in rode veldbrandsteen, maar het muurwerk vertoont niet overal een systematisch metselverband. Mogelijk is het gebouw opgetrokken in hergebruikte steen. De gevel aan de binnenplaats is wit geschilderd. Hierin was ooit links een brede poort, die later dichtgemetseld is en waar nu een deur en een klein (toilet-)venster zijn. Rechts in de gevel zijn twee kleine vensters en een deur. Tegen de gevel zijn twee gemetselde steun- beren, waarop de moerbalken van de verdiepingsvloer zijn opgelegd. De zuidelijke kopgevel heeft twee vensters, waarvan de onderste in een oudere, verkleinde gevelopening is geplaatst.

In de zuidoostelijke stal zijn (aan zuidzijde) twee paardenboxen ingebouwd (late 20ste eeuw). De rest van de ruimte heeft een bakstenen vloer en is met een lage bakstenen muur verdeeld in tweeën. Achter de dichtgezette poortopening is in de late 20ste eeuw een toilet ingebouwd. De verdiepingsvloer wordt gedragen door twee naaldhouten balken. Erop liggen gezaagde grenen vloerbalken.

 

Tegen de schuur uit 1743 is begin 20ste eeuw een schop gebouwd. De buitenmuren (westzijde en zuidzijde) zijn van veldbrandsteen. Het lessenaardak steunt tegen de zuidelijke gevel van de schuur en wordt gedragen door drie spanten, samengesteld uit hergebruikt hout. Ze bestaan uit een trekbalk tussen de gevel van de schuur en de zuidmuur van 't schop, met daarop 1 stijl die één van de dakgordingen ondersteunt. Het gebruikte hout is grotendeels naaldhout, maar de achterste trekbalk is 'n hergebruikte eiken balk uit 'n vakwerkconstructie. Deze heeft pengaten en een gekapt telmerk ‘ IIIIII’. Op de zuidoostelijke hoek van het schop is later een betonnen kolom toegevoegd. Het dak is gedekt met platen en daarop gesmoorde Hollandse pannen. Aan de dakrand is een zinken mastgoot.

 

Aan de zuidzijde van het erf ligt een vrijstaand gebouw, bestaande uit 'n bakhuis, met daaraan vast gebouwd een wagenschop. Beide zijn één bouwlaag hoog en hebben 'n zadeldak, waarbij dat van het voormalige bakhuis iets hoger is dan dat van het wagenschop. De daken zijn gedekt met gesmoorde muldenpannen en er zijn zinken mastgoten. De gevels van 't oude bakhuis zijn opgetrokken in 'n onregelmatige combinatie van mergel en veldbrandsteen. Het bouwvolume is ooit opgehoogd en naar achteren uitgebreid. De achtergevel is nu samengesteld uit allerhande hergebruikte planken en balken. In de zijgevels zijn de gemetselde vlechtingen zichtbaar van lagere topgevels. Waarschijnlijk ten tijde van die uitbreiding werd de oven (machinale baksteen) ingebouwd in de uitbreiding. De voorwand van de oven is opgenomen in een forse muur, van veldbrandsteen en mergel, tussen de voorruimte en achterste ruimte van 't gebouw. Links van de oven is een deur naar het achterste gedeelte. Het dak wordt ondersteund door een spant, haaks op de voorgevel en boven de voorste ruimte, samengesteld uit hergebruikte balken. Er zijn twee forse eiken balken uit een vakwerkconstructie bij, die voorzien van diverse pengaten en gaten voor de staken van het vakwerk. Ook dragen ze gekapte telmerken, overeenkomstig die in de hergebruikte balk van het schop tegen de schuur. Een van de balken heeft duidelijke brandsporen, en komt dus van een (deels) afgebrand vakwerkgebouw.

De draagconstructie van het wagenschop bestaat uit gemetselde en deels gecementeerde

kolommen, waarop (veel hergebruikte) balken zijn gelegd. Aan de oostzijde is de constructie bevestigd aan de zijgevel van het bakhuis. Het dak wordt gedragen door twee spanten uit hout (=hergebruikt hout), die op de gemetselde kolommen zijn geplaatst. De hele westelijke gevel is beplankt. De achtergevel bestaat uit gemetselde kolommen, met daartussen houten wanden.

 

 

2) Een (bouw)geschiedenis van 610 jaar (1406-2016).

 

 

1406 - 1743

Uit de historische bronnen blijkt dat de Heihof vermoedelijk begin vijftiende eeuw tot stand kwam. Toen werd de hoeve voor het eerst ingeschreven als leen. Op dat moment waarschijnlijk een vakwerkboerderij, zoals ook blijkt uit eerder bouwhistorisch onderzoek van het noordelijke deel van de hoeve. Toen werden er resten van een vakwerk-constructie in het woongedeelte teruggevonden. Over de verdere opzet is weinig bekend, al zal het een relatief voorname hoeve zijn geweest, omdat ze een pachthoeve van vermogende eigenaren was.

1743

Zoals blijkt uit de jaarsteen in de noordgevel van de schuur, werd deze in 1743 gebouwd.

Waarschijnlijk verving hij 'n oudere schuur, mogelijk in vakwerk. Op dat moment was de hoeve in 't bezit van de fam. Van Slijpe, mogelijk was Martin Hons op dat moment al pachter. Hij kocht de hoeve in 1750.

 

...in de negentiende eeuw (maar ná 1830)

Ergens in de loop van de negentiende eeuw, in ieder geval ná 1830, werd de hoeve gesplitst in meerdere eigendommen. Aan de zuidzijde werd 'n klein gebouwtje bijgebouwd, dat later werd uitgebreid en als bakhuis ging dienen.

1942

In 1942 brandde de woonvleugel af en raakte ook de schuur licht beschadigd. De woonvleugel werd snel herbouwd met hergebruikte materialen uit een steenfabriek. Uit het onderzoek blijkt dat de woonvleugel vrijwel geheel nieuw is opgebouwd vanaf het maaiveld. De oudere kelder bleef bewaard. Het oostelijke deel van de schuur werd bij 't woonhuis getrokken. Mogelijk zijn in de zuidgevel van de woonvleugel nog fragmenten van 'n ouder muurwerk opgenomen. Deze zijn zichtbaar bij de aansluiting op de zuidoostelijke vleugel, maar de buitenschil van de gevel is in ieder geval vernieuwd na de brand. Intern dateren ook de gehele constructie (balklagen, kapconstructie), indeling en afwerkingen uit die tijd. Ook de zuidoostelijke stal, het zuidelijke wagenschop en het schop tegen de schuur zijn in de jaren dertig of veertig van de 20ste eeuw tot stand gekomen, grotendeels met hergebruikte bouwmaterialen.

 

2016 - ????

Wij (Gideon & Mayke) gaan de hoeve moderniseren.............over de modernisering etc. zullen géén foto's en/of gegevens hier te vinden zijn. Het enige wat wij vertellen is dat 't wagenschop de volgende (nieuwe) functies heeft gekregen:

- inloopstal voor de paarden (het gedeelte grenzend aan zo'n 3 ha. weiland)....en....

- 'come together-' en BBQ-plaats (gedeelte grenzend aan de binnenplaats)......en....

- "energievoorziener" door plaatsing van 33 zonnepanelen op het dak aan de zuid-zijde!!!!

 

 

 

3) Waardering (cultureel-, architectuur- , bouw-historisch en historisch-landschappelijk).

 

De Heihof is van hoge cultuurhistorische waarde als historische (pacht-)hoeve bij het dorp Amby. De hoeve heeft een geschiedenis die teruggaat tot de vroege vijftiende eeuw en is in het

bezit geweest van invloedrijke personen uit de regio Maastricht.

De Heihof heeft een historisch-landschappelijke waarde door de beeldbepalende ligging op

de overgang van akkerland naar het bos De Dellen en door de relatie die de hoeve al eeuwen- lang met zijn omgeving heeft.

De Heihof is van architectuurhistorische waarde als 'n voorbeeld van 'n historisch gegroeide carréboerderij met kenmerken van de traditionele bouwstijl van de regio in verschillende perioden.

De Heihof (als totaal) heeft een bouwhistorische waarde door de historische gelaagdheid van de gebouwen, met bouwfasen vanaf de late middeleeuwen tot de 20ste eeuw zijn te herkennen.

 

Bij het zuidelijke deel van de hoeve zijn de voornaamste bouwhistorische waarden terug te vinden in de schuur uit 1743 en de 18de-eeuwse(?) kelder van het woonhuis.

 

De woon- en stalvleugel is een voortzetting van een ouder bouwvolume op deze plek, dat

waarschijnlijk dezelfde bouwvorm (2 bouwlagen met zadeldak) had (kadastrale minuut kaart). De contouren van 't bouwvolume zijn daarom van hoge waarde. Het volume is van belang als onderdeel van de carréhoeve. De vormgeving van de gevels uit 1942 is sober en heeft weinig architectonische kwaliteit. De oorspronkelijk bedoelde afwisseling van gele mergelsteen met rode omlijstingen van de gevelopeningen is door het wit schilderen van de gevel onzichtbaar gemaakt. De ramen en deuren uit 1942 en later hebben geen monumentale waarde, door hun soberheid en gebrek aan zeldzaamheid.

 

De indeling van het woonhuis dateert uit 1942 en is in zoverre van enige (positieve) waarde

als dat deze 'n relatie heeft met de interieurafwerkingen uit die periode. Het gaat dan met name om de zijmuren van de luxer ingerichte hal met trappenhuis. De overige binnenwanden hebben een indifferente waarde. Ook de indeling van de stal is puur functioneel en van recente datum (1942) en daarom van indifferente waarde.

 

De kelder,onder het woonhuis, is van hoge monumentale waarde als restant van de in 1942

afgebrande boerderijvleugel. De kelder is in gave staat en dateert wellicht uit de 18de eeuw. De draagconstructie van de verdiepingsvloer en de kapconstructie dateren uit 1942 (hebben géén monumentale waarde: ze zijn noch bijzonder, noch zeldzaam).

 

De afwerkingen van het woonhuis zijn typerend voor hett moment van de herbouw in 1942. De trap heeft late Art-Deco-vormgeving, eigenlijk bijna ouderwets voor de jaren 40. Na WOII zou 'n heel andere stijl modern worden, later samengevat onder de noemer ‘Wederopbouw’. Toch is 't bijzonder dat het interieur uit die periode nog zo goed bewaard is gebleven. Vele afwerkingen (tegelvloeren, wandtegels, trap, paneeldeuren, schouwen) vormen nog een stilistische eenheid en hebben een zekere esthetische kwaliteit. Hoogste kwaliteit ligt in de hal met trap, wandtegels en vloertegels, de overige afwerkingen zijn soberder. De afwerking van de keuken en badkamer (ingebouwd) zijn van indifferente waarde, evenals de sobere afwerking van kamers op de 1ste- verdieping. De stalruimtes hebben geen bijzondere afwerkingen.

 

De westelijke schuur uit 1743 is van hoge monumentale waarde als historische schuur bij de

hoeve. De architectuur is kenmerkend voor 't midden van de 18de eeuw: overwegend baksteen, met de tails in mergelsteen, zoals de plint, kroonlijst en gevelafdekking. Het wit schilderen van een deel van de zuidgevel is een inbreuk op de architectuur. Het schop aan de zuidzijde is van relatief recente datum en verstoort het bouwvolume van de schuur. Het is daarom indifferent gewaardeerd. De hergebruikte balk uit de vakwerkconstructie (vermoedelijk afkomstig uit een vleugel van de hoeve zelf) is van positieve waarde.

De schuur heeft nog grotendeels de oorspronkelijke, open indeling met stallingsruimte op de

begane grond en opslagvloeren op de verdieping. De indeling is van hoge waarde. De wijziging aan de oostzijde, waarbij er kamers van het woonhuis zijn ingebouwd, is 'n verstoring van deze indeling. De kamers hebben als structuur binnen de schuur een indifferente waarde.

De draagconstructie van de schuur is nog grotendee intact. De 3 spanten zijn nog aanwezig,

zij het licht beschadigd door de brand. Deze constructie is van hoge monumentale waarde, incl. gemetselde pijlers en de aanwezige resten van gordingen en daksporen. De onderdelen die na 1942 vernieuwd zijn (deel van de gordingen en daksporen) zijn van indifferente waarde door het gebrek aan ouderdom of zeldzaamheid.

De afwerkingen van kamers van 't woongedeelte in de schuur, zoals schouw en schuifdeuren op de begane grond (1942) en de 18-eeuwse paneeldeur op de verdieping, zijn van positieve waarde.

De zuidoostelijke stal is rond 1942 gebouwd, grotendeels met hergebruikte materialen. Het is

geen voortzetting van 'n ouder bouwvolume, maar 'n praktische en relatief recente toevoeging aan het complex. Het gebouw is van indifferente waarde door het gebrek aan esthetische en technische kwaliteit. In de loop van de 20ste eeuw hebben er wijzigingen plaats gevonden aan de buitengevels, die de kwaliteit nog verder verlaagd hebben.

 

Het bakhuis en het wagenschop hebben een rommelige uitstraling door de vele wijzigingen en de toepassing van hergebruikte materialen. Het basisgebouw van het witte bakhuis, met de vlechtingen in de zijgevels, heeft bouwhistorische waarde als 18de-eeuws bijgebouw van de hoeve. De iets jongere bakoven is van cultuurhistorische waarde als essentieel onderdeel van een traditionele boerenhoeve in Zuid-Limburg. Het veel later aangebouwde wagenschop is als constructie van indifferente waarde door het gebrek aan esthetische en technische kwaliteit. Individuele constructieonderdelen, zoals hergebruikte balken van een vakwerkconstructie (ook het spant in het bakhuis) hebben een positieve waarde en handhaving of hergebruik hiervan is aan te bevelen.

 

4) De foto's behorend bij 1):

De 1743-schuur met de bakstenen kolommen onder de kapspanten.

Sluitsteen van de schuur met het jaartal ‘1743’.

Dichtgezette poort in de noordgevel.

De secundaire wand onder het oostelijke spant.

Het meest westelijke kapspant van de schuur en op de achtergrond de westelijke kopgevel.

Gesmeed muuranker bij de schuurpoort.

De hal met trap, tegelvloer en lambrisering.

De voorkamer van de inbouw in de schuur.

Schouw met marmeren blad in de woonkamer.

Tegellambrisering in de eetkamer.

De kelder onder de woonkamer.

van links naar rechts:

De zoldertrap op de verdieping.

De gang met slaapkamers op de verdieping.

Hergebruikte 18e-eeuwse deur op de verdieping.

Overzicht van de kapruimte, rechts rookkanaal uit 1942.

De stalruimte naast het woonhuis met gecementeerde voerbakken en mestgoot.

De koeienstal grenzend aan stalruimte met mestgoot.

Overzicht van de kapconstructie boven de stal, richting het woonhuis, links een laadluik.

Restant van muurwerk van de oudere voorganger in de zuidelijke gevel van de stalvleugel, bij de aansluiting van de zuidoostelijke stal; beneden verbrande mergelsteen, boven bakstenen muurwerk (hergebruikte stenen).

Links de Z.O.-stal gezien vanaf de binnenplaats en hieronder de paardenboxen in deze stal.

Rechts het schop tegen de schuur en hieronder hergebruikte balk uit een vakwerkconstructie.

Links het bakhuis en rechts daaraan vast het wagenschop.

Links de bakoven

 

en hieronder

kapspant van hergebruikte balken in het bakhuis.

Het wagenschop met lagere topgevel erin.

------------------------------------------------